21 JANUARI 2025
Al vanaf ukkie was ik een echt papa's meisje, mijn vader was mijn grote held. Misschien omdat hij werkte van maandag tot en met zaterdag en ik hem doordeweeks niet veel meemaakte.
Hij ging vroeg de deur uit, om met de trein naar zijn werk in Rotterdam te gaan. Ik werd altijd pas wakker als hij op het punt stond om te vertrekken of wanneer hij net weg was.
En wanneer hij 's avonds na een lange dag weer thuis kwam, was het voor mij bijna bedtijd.
Daarom waren de zondagen bijzonder, want mijn vader was thuis en ik eiste dan ook alle aandacht van hem op. Ik vond het een geweldig spel, wanneer hij in een stoel zat, om zijn voor hem uitgestrekte benen als glijbaan te gebruiken. Meerdere keren liet ik mij van zijn schoot over zijn benen naar beneden glijden tot aan het puntje van zijn schoenen om vervolgens weer op zijn schoot te kruipen en dit ritueel tot vervelens toe te herhalen. Ik kan mij niet herinneren dat hij hier kriegel of boos om werd, hij vond het wel oké.
Als we op zondag naar mijn opa en oma, de ouders van mijn vader, gingen gebeurde dat meestal te voet. We moesten dan halverwege de wandeling een tunneltje onder het spoor door wat enigszins naar beneden afliep. Steevast rende ik aan de hand van mijn vader dit hellinkje af, zo hard dat mijn voetjes uiteindelijk van de grond kwamen en op het diepste punt van de tunnel ik door de lucht zweefde. Natuurlijk had mijn vader mij dan goed vast en was hij degene die mij liet zweven.
Als mijn vader thuis was, stond er altijd muziek aan. Hetzij van de radio of hij draaide platen op zo'n grote koffergrammofoon
Favoriet was klassieke muziek op zondagochtend na het ontbijt, hij was fan van operazangeres Maria Callas. In de middag werd de muziek wat luchtiger en waren de Franse chansons van onder andere Charles Aznavour en Gilbert Bécaud aan de beurt. Met mijn voeten op zijn voeten dansten we dan door de kamer op de maat van de muziek. Soms deed mijn moeder ook mee en hing ik tussen hun in.
Op die jonge leeftijd vertrouwde ik mijn vader onvoorwaardelijk, zodat ik rustig halverwege een trap naar beneden sprong in de overtuiging dat hij mij wel op zou vangen. En gek genoeg gebeurde dat ook altijd.
Iedere zaterdag ging ik 's middags, in een kinderzitje achter op de fiets, met mijn moeder samen naar de andere opa en oma, de ouders van mijn moeder. Samen met mijn tante, haar jongste zus, mocht ik mee de boodschappen voor het weekend doen. We gingen dan naar de bakker, slager, melkboer, visboer en de groenteboer. Er waren toen nog geen supermarkten maar je had wel een kruidenier.
Deze opa en oma hadden een schoenmakerij en zodra de winkel gesloten was en opgeruimd, mocht ik met mijn tante mee naar de frietboer om patat te halen voor het avondeten. Voor heel wat personen werd er dan door mijn tante aan patat gekocht. Eenmaal weer thuis bij opa en oma , was de lange tafel in de keuken gedekt en had mijn oma intussen een grote schaal sla of rauwe witlof klaargemaakt en een pan vol rookworsten. Inmiddels was mijn vader ook vanuit zijn werk aangekomen en er kon gegeten worden.
Mijn grootouders hadden als één van de eersten een televisie, toentertijd nog met zwart -wit beeld. Ik mocht dan lang opblijven, want na het eten werd er met zijn allen nog één of andere show gekeken.
Voor mijn gevoel was het pas midden in de nacht dat we naar huis gingen, want het was altijd al donker. Achterop de fiets bij mijn vader, liet ik mij tegen zijn rug aanvallen en viel in slaap. Hij hield mij dan altijd met één hand achter zijn rug vast, zodat ik niet uit het kinderzitje zou vallen.
Op latere leeftijd en toen ik inmiddels al een zusje had, was mijn vader wat vaker thuis. Er was een vijfdaagse werkweek ingevoerd en hij was ook niet meer werkzaam in Rotterdam, maar in Dordrecht waar wij toen woonden. Dat hield in dat hij 's avonds vroeger thuis kwam en dus met het avondeten erbij was. Hij was niet meer de man die op zondag het vlees kwam snijden.
Natuurlijk was het niet altijd rozengeur en maneschijn, want ik kon ook best wel eens klieren. Vooral aan tafel tijdens het avondeten wanneer ik het eten niet lekker vond. Mijn vader was dan onverbiddelijk en stuurde mij met bord en al naar de keuken, waar ik net zolang moest blijven zitten tot ik alles op had, omdat ik zo natuurlijk geen goed voorbeeld voor mijn jonge zusje was. In de zomermaanden waagde ik het dan regelmatig om uit het keukenraam te klimmen om nog buiten te gaan spelen. Dus in die maanden misdroeg ik mij vaker aan tafel in de hoop naar de keuken gestuurd te worden. Omdat mijn ouders altijd lang aan tafel bleven zitten , kwamen ze er meestal na een uurtje pas achter dat ik hem gesmeerd was. Of ze deden alsof, want ik denk dat ze wel wisten wat ik uitspookte.
Toch heb ik mijn vader zelden boos gezien en slaan deed hij niet. Hij had veel geduld, maar was hij boos dan wist je heel goed dat je het te bont had gemaakt. Hij kon dan met zo'n strenge blik naar je kijken, waarbij je meteen wist dat je mond moest houden en niets anders kon doen dan gehoorzamen
Met mijn vader deelde ik niet alleen mijn liefde voor klassieke en andere soorten muziek, maar ook die voor sport en met name het schaatsen kijken op de televisie. Het was de tijd van Ard en Keessie en omdat mijn vader toch nog wel op zaterdag werkzaam was, zat ik tijdens schaatskampioenschappen de hele dag voor de buis alle tijden van de ritten bij te houden, zodat mijn vader naderhand kon zien hoe de stand was. Op zondag keken we samen en juichten we bij ieder goed succes van de Nederlandse schaatsers.
En in de glorietijd van Cassius Clay, oftewel Mohammed Ali, ging mijn vader en ik 's nachts uit bed om zijn wedstrijden te volgen. En natuurlijk juichen als hij won.
Voetbal was wel zijn meest favoriete sport, de liefde hiervoor deelde hij later met mijn man. Als zij samen een wedstrijd zaten te kijken, vooral van Ajax of het Nederlands elftal, bestond de rest van de wereld niet. Liep maar niet per ongeluk voor het het beeld langs en stelde ook maar geen vragen. NIET STOREN hing er in denkbeeldige letters boven hun hoofden.
Ik vond mijn vader altijd erg evenwichtig en had hem eigenlijk zelden nerveus gezien. Maar op de dag dat ik ging trouwen, vertoonde hij ongewoon gespannen gedrag. Ik had hem als mijn getuige gevraagd, wat hij met alle plezier heeft gedaan. Toen ik mijn moeder vroeg waarom hij toch zo nerveus was, ik woonde tenslotte al een aantal jaren samen en was nog langer uit huis, antwoorde zij: "omdat zijn oudste dochter trouwt"
Ik was hier wel wat verbaasd over en tegelijkertijd geroerd, toen mijn zusje een maand later trouwde zag ik deze nervositeit niet bij hem terug. Na onze huwelijksplechtigheid op het stadhuis was mijn vader wel weer ontspannen en genoot hij net als alle anderen van de rest van de dag en de dagen die erop volgden, want wij hadden het vieren van deze gebeurtenis uitgesmeerd over vier dagen.
Dat mijn vader niet gauw met een oordeel klaar stond werd ik mij heel erg van bewust toen mijn man mij daar attent op maakte. Mijn vader bekeek alles van twee kanten en sindsdien Laurence mij daar op had gewezen, probeer ik dat ook te doen. Het is niet makkelijk om je te verplaatsen in de gedachten van een ander, waarom iemand bepaald gedrag vertoond en men kan al snel met een oordeel klaar staan. Ik probeer in navolging van mijn vader ook niet te snel te oordelen, wat me tot de dag van vandaag nog steeds moeilijk valt. Daarom bewonder ik mijn vader hierom misschien nog wel het meest.
Vroeger zei mijn vader altijd: "je hoeft mij geen opa te maken", waardoor ik het idee had dat hij dit absoluut niet wilde. Maar toen hij eenmaal opa werd, was hij zo gek met zijn kleinkinderen, dat alles voor hen moest wijken. En op hun beurt waren al zijn kleinkinderen dol op hem.
Als mijn ouders op bezoek kwamen bleven ze meestal een hele dag, waarbij mijn vader overdag meestal zich bezig hield met onze kinderen. Bij goed weer en vooral in de zomermaanden, ging ik na het avondeten altijd een wandeling maken samen met hem, waarbij we over van alles en nog wat spraken.
Toen hij ziek werd en wist dat hij niet meer beter zou worden, vielen alle taboes weg en vertelde hij op een avond in de laatste zomer die hij meemaakte, terwijl we samen nog buiten op het terras zaten, hoe hij mijn moeder had leren kennen, waarom hij zoveel van haar hield en ondanks dat hij totaal niet bang was om dood te gaan, hij het moeilijk vond haar alleen achter te laten en waarom. Dit gesprek is mij heel dierbaar gebleven.
Mijn vader had duidelijk gemaakt tot hoever hij wilde gaan met zijn ziekte, hij wilde geen proefkonijn zijn, waarbij het leven maar tegen beter weten in gerekt zou worden. Dit had hij besproken met mijn moeder en ook zij stond hier achter, dus ik kon niet anders doen dan dit respecteren. Doordat ik in de zorg werkte, wist ik ook wat hem te wachten zou staan als hij wel tot het uiterste zou gaan en mede daarom kon ik vrede hebben met zijn keus.
Dat neemt niet weg dat ik nog zoveel tegen hem had willen zeggen, toen hij was overleden. Ik heb daarom op de dag na zijn dood een brief aan hem geschreven, met alles wat ik nog kwijt wilde. Deze brief is met goedvinden van mijn moeder met hem mee begraven, hij houd hem in zijn handen.
Ik weet niet of er een leven is na de dood, maar toen mijn moeder vijftien jaar later overleed, droomde ik de nacht erna over mijn vader. Samen met mijn, inmiddels ook overleden, schoonouders stond hij haar op te wachten. Ik zag mijzelf naar hun kijken en hoe zij mijn moeder verwelkomden. Nadat hij haar in zijn armen had gesloten draaiden ze zich allemaal om en liepen gearmd met zijn vieren weg. Het beeld vervaagde. Toen ik wakker werd voelde ik mij heel rustig, het zou mooi zijn als dit echt zo was.
Vandaag 21 januari is het mijn vaders geboortedag, vandaar dat ik een digitaal kaarsje brand ter nagedachtenis aan hem. Een lieve man, vader en grootvader
21 januari 1928 - 27 november 2003.
Reacties
Reactie plaatsen